-
1 terrorize
v. angst aanjagen, terrorizerenterrorize, terrorise[ terrərajz]1 terroriseren ⇒ schrik/angst aanjagen -
2 terrify
-
3 thrill
n. beving, siddering--------v. opwindenthrill1[ θril] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 beving ⇒ golf van ontroering/opwinding♦voorbeelden:————————thrill22 huiveren♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
4 startle
v. laten schrikken; op doen springen; schokken; angst aanjagen[ sta:tl]II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 schokken -
5 horror film
n. gruwelfilm, film met angstaanjagende elementen die het publiek de angst doet aanjagenhorror film
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский